Het wordt weer nacht
Het wordt weer nacht. Er ligt geen honderd meter tussen de uitgang van mijn dagen en de zee.
Ik trek de huisdeur los en voel mijn hoofd gegrepen door het roepen van de wind.
Het ondergaande licht heeft overal zijn veren en zijn bloed verstrooid.
Nog uren later kleurt het aderstelsel van zijn vergaan het bleke porselein.
Met landmanstred meet ik het borstgewelf der aarde af en luister naar het kloppen dat uit haar innerlijk mijn voeten raakt.
Dan hef ik, een bezonnen feestgenoot, de drinkschaal van de ruimte naar mijn ogen en staar tot in de grond der avondzee.
19