Doden en levenden
Doden en levenden, zij worden door éen kracht
gegrepen, als ik diep binnen mijn ogen
het spoor der wereld zoek, zij allen gaan
op voeten die geen grond kunnen bereiken,
onrustigen, door een verzwegen angst
bij dag en nacht belegerd, niet in staat
zich ooit buiten hun wezen te verliezen,
doordat zij alles hebben afgetast
en nergens meer hun hand het ritme vindt
van een verborgen hartslag, een niet uit te putten
van levend vuur. [bron
18