De vormen van het denken sterven af
De vormen, van het denken sterven af.
Wij blijven haken in de ondergroei.
Meter na meter vecht het leven zich een weg door spierweefsel en donkergroene walm van koortsmoerassen.
Van dieren onherkenbaar slaat de huiddamp ons in de ogen; hun geschuifel alarmeert de trildraden van onze angst en loopt bonzend te hoop in onze schedelholte.
Bomen waarop de hemel heeft gerust, hangen met naakte wortels achterover, hun kruin begraven in het ijs der ruimte, hun dunne onderarmen uitgeput.
Kruipende tasten wij de aarde af naar wateraderen en vinden slechts bloed dat op onze stukgereten handen de strepen van zijn wanhoop achterlaat.
15