Stuurloos
Uitgesproken, niet meer op de tijd steunende, slechts een gebaar van leden in de lucht, zo vindt de avond mij en tuimel ik de hemel in de schoot.
Sterren staan brandend in mijn ogen
die alle raadselen tot op hun grond
van zwijgen hebben afgetast
en niet meer weten willen dat het wit der angst
de oorsprong van het licht is.
Ik heb geen hand om schaduw op te wekken: mijn leven ligt volslagen bloot; geen horizon om achter weg te vluchten: een wild geworden universum maalt door mijn hoofd.
14