Zonder spoor
Ik zet stappen in het licht, ik loop er zonder spoor doorheen, voor mij en achter mij blijft het dicht; ademend, doorzichtig steen.
Ik kan wel met mijn armen woelen en klanken stoten uit mijn keel, maar altijd blijft de witte koele wereld een ongerept geheel.
En als ik stilsta en gedachten in mijn bewogen hoofd vergaar, kan ik de pijn niet meer verzachten, valt mij de roerloosheid te zwaar.