Watervogel
Watervogel in het onbegrensde.
De morgen stoot mij van zijn oever weg. Inwendig waaien vult mijn longenruimte en hapert in het weefsel van mijn huid.
Geladen met een witte smaak van pijn zie ik de hemel zijn geweld hernemen over mijn in een levenslange nacht ternauwernood verslapen angst.
De spiegel van de morgen brandt zo fel dat ik mijn ogen wil verschuilen diep in de waterkamers waar de tijd geen grond meer voor zijn wortels vindt.
Maar aangezogen door de horizon drijf ik de vuren van de middag binnen en voel hun gloed uit mensen, dieren, sterren over mijn leven stromen.
12