De mens voorbij
Levenden, met al zwarter schaduwvleugels achter hun lichaam, graven dagelijks dieper de driften open van het licht.
Hun elektronische bedenksels trillen van energieën die het hart niet meer uit zijn benarde spanning los kan wringen.
Langs stalen hersenbanen snelt het intellect de mens voorbij en legt de som der wereld in uitgeponste gaten voor hem neer.
Zo, aan een cijferreeks, verblindt hij zijn gezicht om niet met open ogen door te dringen achter het puin van zijn ontzielde kim,
waar nooit meer in een creatief gebaar de hemel scheurt, alleen een wolkgebergte somtijds vergif omhoogstoot naar de zon.
10