De tweede jeugd

Titel
De tweede jeugd

Jaar
1939

Overig
roman

Pagina's
255



II.

Als Bonger is vertrokken, vraagt directeur Vink aan mr. Van Swieten:

— Wat heeft die man eigenlijk?

Van Swieten haalt de schouders op. — Wist ik het maar! Een heel flinke jongen, maar je krijgt niet veel uit hem.

— Hebt U wel eens meer iets aan hem gemerkt? Mij kwam het soms voor of hij moeite had, zijn gedachten te con-centreeren.

— Ja, dat heb ik ook opgemerkt. Ik heb hem trouwens scherp gadegeslagen, maar eerlijk gezegd ben ik er niet veel wijzer door geworden. Hij schijnt erg afkeerig van attenties te zijn. Ik zou durven wedden, dat ie niet naar den dokter is gegaan.

— Hé, is het zoo’n stijfkop? Is hij telefonisch te bereiken?

— Ja, ik geloof wel, dat zijn pension is aangesloten.

— Doet U me dan een genoegen, meneer Van Swieten, en informeert U vanavond even of ie zich met een dokter heeft verstaan. Doet U ’t liefst zoodra U thuis bent.

— Uitstekend, meneer Vink!

— En mocht ie geen dokter hebben geconsulteerd, belt

26

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.