DE BUS
De bus rolde zijn lichaam door de bergen. Stof, zweet, en dennen in hun avondstand. Water, met lange, koele tongen, streelde de dorst van het gebleekte land.
Gemangeld tussen boeren zocht mijn leven kreunend een uitweg naar de eerste ster, maar bossen, bergen, op de hemel staande, gaven geen horizon meer prijs.
Eindelijk, in een droge schemer, traden wij met een mond van as en leer onder een onbekende hemel.
Sterren en vingerdunne wolken. Dierengestamel uit donkere schuren. Menselijk roepen aan het eind der nacht.
80