LEVENSDAG
's Morgens, ontwaken in diep gras.
De leden lopen vol met hun bestaan. Ademhaling in de borst der aarde voert het lichaam op zijn deining mee.
Tussen de duizenden voltooide vormen naar houvast zoeken, in de wankeling van weer een levensdag, een lichtend spoor tussen de wolkenmuren van de slaap.
Voortdurend oog in oog staan met een hemel die uit de einders opstroomt, watervloeden uit oceanen die de wereldgrond doen huiveren.
En eindelijk een avonduur, te vreemd om er de moeheid aan tot rust te brengen. Vuurseinen in de schemergordel van het vergeten gaan open en dicht.
24