GRENSGEBIED
Steunend met mijn rechterhand tegen de zeewind, met mijn linker tegen het opgehoogd geweld van een tijd die voor zijn doodsuur staat, zie ik het witgloeiende raadsel hardnekkig aan, het blinde schitteroog van de creatie.
Op dit grensgebied der aarde
stort zich zoveel ruimte dat mijn leven
amper adem overhoudt
en mijn woorden neveldruppels vormen
in het zwijgen dat mijn hoofd omvat.
22