EEN KLEINE STAD
De stad was klein, men kon de kerk erbovenuit zien staan. Het klokkenspel dwarrelde overal neer. Verder was er weinig geluid. De ene dag verging en reeds stond daar de volgende met steeds dezelfde uurslagen. Wie hier geboren was zou hier ook sterven. Men kon alles voorzien, ieder uur
bracht zijn last voort, zwarigheid die men slechts met zijn laatste kracht afleggen kon.
Zo groeiden de dagen tot jaren, tot een mensenleeftijd, werden enkelingen tot een schare vergetenen, een leger in de catacomben der eeuwen.
48