IN DE MORGEN
In de morgen. Ik denk, hoe leeft het leven, altijd is er evenveel tussen einder en einder, men kan het niet verkleinen tot een ogenblik, een parel in een onbewogen hand.
Altijd zee, het brandend water
dat niemand doven kan,
altijd gedachten, celbewoners
die op hun muren hameren,
het donker afluisteren en zelfs
geen waaien horen, enkel
hun eigen voetstap die zijn ronde loopt.
12