PUIN
Puin ligt daar, wolken neergeslagen in de tijd.
De hemel rond en blind, de grond melaats.
En elke nacht verzwijgt met open mond het onheil dat zich hier heeft uitgeraasd.
Soms vraag ik: waarom heeft de schepping nooit een vingerlid verroerd? Maar daarna weet ik weer: het kleinst gebaar zou zich verlengen tot een dodelijke breuk in het heelal.
11