EERTIJDS
Eertijds—de mens stond in zijn volmaaktheid
tegen de einder, gestalte
waarin wind tot adem was verinnigd,
licht een spanning van haren tot hielen
gaande hield, zichtbaar maakte
in zijn bewegen, woorden opriep
uit stilte, de aarde zelf
tot klinken bracht, instrument dat aan
de mens gehoor gaf, zijn inwendige muziek
tot aan de sterren opjoeg, zijn nachten
uitbouwde tot zeeën zonder oevers.
Eertijds—een jongen liep met ogen vol ontluikende verbazing door een hemel die rustte op de aarde, eeuwig lentepunt in de vluchtende tijd.
8