43
ST. NICOLAAS
jonge kinderen, aangezien er een grens moet zijn. Het was haar gebleken, dat er voor mij geen tus-schenweg te volgen viel; men was mij de baas of ik den ander en het eerste was voor mijn opvoeders noodzakelijk.
De slag was gevallen. Ik kende Moeders gedecideerdheid tegenover mij maar al te goed, en sprak haar daarom zelden tegen, maar dezen keer was ik, in het besef van mijn volle vrijheid zijnde, bij het idee een handeling te moeten doen volkomen in strijd met mijn gemoed, door zulk een angst aangegrepen geworden, dat ik die uitbarsting niet had kunnen voorkomen. Getroffen door mijn heftigheid, vroeg ze me, nadat ik van de eerste huilbui bekomen was, wat ik daar dan wel op tegen had, waarop ik het volgende vertelde: Bertha L. had verleden jaar de juffrouw een cadeautje gegeven op school, waarvoor de juffrouw haar met een kus had bedankt. Dadelijk had ik den eersten steen op Bertha geworpen. Nadat ze zei, dat ze het zelf heel onplezierig had gevonden om te moeten uitsteken boven de andere kinderen, die niets geven konden, heb ik haar beklaagd. Als verontschuldiging had ze aangevoerd: „Mama heeft het gewild” en toen had ik ten aanhooren van alle kinderen uitgeroepen: „Mijn Ma zou zoo iets niet verlangen”. Mijn rechtvaardigheidsgevoel was gekwetst geworden, wat u door het volgende begrijpelijk zal zijn.
Er bestonden in dien tijd maar twee Joodschc sectcscholen met evenredig schoolgeld, waar de meest gegoede vromen en de minder bedeelden samentroffen; de kinderen van ouders, die niets konden betalen, gingen op de openbare scholen; voor hen uitsluitend bestonden daarnaast godsdienstige armenscholen.
Moeder zelf had ons altijd als plicht voor oogen gehouden, met elkaar om te gaan als kinderen van