SCHOOLBLIJVEN
3.8
regels op den koop toe, die ik bij honderden voor hem klaar had: ,,Ik moet aandachtig zijn onder de les”, ,,ik mag niet snoepen onder de les” enz. Wanneer er een woord niet juist stond, liet hij zich wel aanleunen, dat ik hcusch niet goed verstaan had en ik kon het met overtuiging zeggen, omdat ik er werkelijk nooit goed naar luisterde, ’s Avonds had ik altijd weer diep berouw, vond dat ik stout was geweest tegenover „God” en had ik medelijden met den onderwijzer. Gewoonlijk verzocht ik dan bij het nachtgebed, dat ik voor een gedeelte improviseerde of God me wilde helpen voortaan braaf bij den godsdienstonderwijzer te zijn, maar helaas.... eenmaal weer voor het feit staande te kunnen doen, wat ik wilde, werd ik weer zoo ondeugend, als het me maar mogelijk was. De arme man wist zelf, dat hij geen orde kon houden en was nu wel verstandig genoeg om met mij niet veel te beginnen.
Op een morgen, toen ik op zijn zaligst de kleu-renverandcring op mijn kleurbal bestudeerde, betrapte hij me in een moedig oogenblik op heeter-daad. Na wildemans passen stond hij plotseling bij mijn bank, terwijl hij anders altijd met voorgenomen kalmte optrad. De angst voor den gevaarlijken droppel bracht me uit mijn evenwicht, ik trok op zijde, haalde wel op het bevel „uitspreiden meisje” het zakje met uitschot voor den dag, maar nam ook een eindje van het andere zakje mede en toen. . ontdekte hij de fraude.
Dat was voor een eerlijk, vroom man te veel. „Jou leelijkc bedriegster, jij slecht kind, jou brutale”. De man kon niet op adem komen en ik. . . ik leed alleen onder de smartelijke gedachte, dat hij met zijn bedruppelde hand mijn zak leegputte en hield mijn aandacht meer dan gewoonlijk gespannen om den dreigenden val van den druppel af te weren. Indien het hoofd, wiens minste verwijt me