28
MIJN EERSTE LIEFDE
„ik heb het gisterenavond hcelemaal niet gemerkt, maar nu heb ik nog al pijn.”
(Ik voelde me toen heel verachtelijk, maar ik had na diep nadenken besloten dit te kiezen) ik speelde het rolletje flink, wijl het verstand zegevierde.
„Dat is zeer begrijpelijk”, antwoordde de dansmeester en meteen wendde hij zich tot de jongens en zei: „Denk jullie er om bij het kiezen van een dame, dat de heele groote jongens, niet met de kleinste meisjes mogen dansen, die houding is voor haar te inspannend.” Een doodclijke haat vlamde plotseling in de oogen van Napoleon, zijn gezicht vertrok geheel en al, met gebalde vuist vloog hij op den dansmeester af en stootte de woorden uit: „dat is gemeen!” Haast in hetzelfde oogenblik had ik mijn beide handjes op zijn armen gelegd en zei bijna smeekend maar ik kan het toch pro-beeren! Daardoor kwam hij tot kalmte en vroeg: „Dus jij wilt wel?”
Twee sterke emoties hadden mij tot die impulsieve daad gedreven, het diepe medelijden met het leed van den jongen, dat door mijn schuld veroorzaakt was, en . ik had hem gezien als mijn Napoleon, wat tot gevolg had, dat wederliefde bij mij ontwaakte. Ik leverde hier als kind reeds een bewijs voor de juistheid van de bewering van Ellen Key: „Bij de vrouw gaat de liefde van de ziel naar de zinnen, bij den man van de zinnen naar de ziel”. En nu kwam het vrouwclijk instinct geheel te voorschijn, ik had lief op hare wijze, ik moest geven, offeren. Ik bood hem den volgenden ochtend reeds een teekening aan, die ik onder leiding van onzen teekenmeester thuis had gemaakt en die bij een kinderprijsvraag was bekroond geworden met een teekenalbum. Onder die teekening had ik voor deze gelegenheid de volgende regelen gedicht: