21
HEIMWEE
persoonlijk uitvoerig omtrent mijne opwinding van de laatste dagen op de hoogte gebracht. Hij vond een paar dagen volslagen rust noodig na de doorgestane emotie en wilde me eerst zelf waarnemen, voordat hij mij aan de opwinding van het weerzien van Moeder wilde blootstellen. Met zijn medisch en menschkundig inzicht begreep hij toch wel, dat het feit thuis te zijn reeds heel veel tot kalmcering zou bijdragen. Moeder profiteerde er uit een paedagogisch oogpunt van, doordat zij het als straf voorstelde en ons tegelijk tot flinkheid aanspoorde. Na onderling overleg kwam vader ons, zoodra we in bed waren, onmiddcllijk begroeten en sprak me met de volgende woorden aan: „O, o, wat ben je een flauw, klein kind geweest. Mama is heel boos op je, je moet maar zoet in bed blijven en wachten tot Ma er een beetje over heen is.” Daarop gaf die lieve vader me dadelijk een zakje met flickjes, zeggende: ,,Je bent toch nog een gelukskind ook, zooeven ben ik bij een kockebakker geweest, wiens dochtertje ziek is. Hij heeft die flickjes voor mijn meisje medegegeven.” Later heb ik gehoord, dat hij om me wat genot te geven (ik was een echte snoepster) de flickjes zelf gekocht had.
Na vadcr’s vertrek begon ik volop te genieten bij de gedachte. ... in ons huis. ... in onze kamer.... in ons bed.... bij ons kindermeisje en tot summum .... in de nabijheid van Ma, die ik toch elk oogenblik bereiken kon!
Nooit heb ik mijn later leven oogenblikken van zoo een innigen vrede beleefd.
’s Avonds kwam Moeder me hartelijk goedennacht zeggen en beloofde me, wanneer ik verder flink zou zijn, die lafheid te zullen vergeten.