14 HEIMWEE
................................................................................................m"iëÜSs
de, dat ik altijd mee mocht gaan, meende ik het overige wel te kunnen dragen. Eén gevoelen be-heerscht je toch altijd het krachtigst.
Na gezamenlijk overleg thuis, werd tot het reisje besloten. Er brak een ongekend heerlijke tijd voor me aan. De grootc koffer, waarmede Moeder zelve haar buitcnlandschc reizen deed, werd voor deze extra gelegenheid van zolder gehaald, terwijl de kinderen het tot nu toe nog altijd met een wasch-mandje hadden moeten doen. Voor het eerst in mijn leven kreeg ik nieuwe hemdjes, nieuwe nachtponnetjes, nieuwe flanelletjes. Uit den aard der zaak had ik altijd het te klein geworden goed van de oudere zusjes moeten dragen. Bij Nicht kon je zoo armoedig niet aankomen en Jetje, mijn twee jaar jonger zusje, kon het nog een poos te lang en te kort dragen: „het zou zijn dienst wel doen”, beredeneerde Moeder.
Vol trots bekeken An en ik steeds den koffer, die met de mooiste zaakjes werd volgestopt en waarvan An zelf den sleutel zou krijgen. Mooie ponnetjes met ruches aan hals en mouwen, boezelaars met heel breede strooken, een nieuwe tandbor-stel, een haarborstel, een kapdoosje, ja heusch een flesch echte eau de vinaigre. . . alle dagen rijden in een hittenwagentje. . . . ’t leek me een paradijs. Bij oogenblikken slechts overviel me een weemoedig gevoel, waarvan de oorzaak me onbekend was en gelegen moest hebben in het onbewust in mijn geest treden der verschijning van Nicht.
Nadat we het heerlijke zeereisje volbracht hadden, kreeg ik reeds toen ik den winkel van mijn gastheer binnentrad den eersten gemoedsschok. Vlak bij den ingang hing een opengesplcten koe, waarvan het bloed naar alle kanten op den vloer afdroop. Ik had nog nooit iets dergelijks van nabij bekeken. „Hoe vin je datte nou hé, daar krijg jij