10
DE STRAF
eventueelen prijs vertegenwoordigde, werd ingebonden. —
„Jij hebt niet goed gehandeld, je bent nu reeds negen jaar, je hebt je gedragen als een kindje van drie, dat zich nog niet behcerschen kan. Dat moet je goed voelen. Wanneer een klein kindje zich stoot, slaat het de kast, wanneer het valt en zich pijn doet, schreeuwt het en trapt het tegen den grond, het kindje weet niet beter. Jij wel. Dat je Elsje hielp, was goed, maar daarna, had je het mij moeten vertellen en niet in woede als een klein kindje er op los slaan, zonder aan de gevolgen te denken. Je kunt je dus nog niet altijd gedragen als een kind van negen jaar en daarom plaats ik je voor een maand bij de kinderen in de fröbel-klassc. Je zult je daar wel heel erg voor schamen, ja dat weet ik wel, je zult je daarna dan ook wel bedenken, voordat je weer als een klein kind doet. Je kunt daar ook je maandkaart verdienen. Je mag het werk van je eigen klasse medemaken, maar moet je in de fröbelklassc gedragen, zooals de juffrouw het verlangt. Als je iets niet begrijpt, zal zij je helpen.”
Schamen, en toch een kaart verdienen.... het werd me een ware poespas. Toen het mij op eens in de gedachte kwam, dat ik het straks aan Mama vertellen moest, werd ik verdrietig en angstig voor de straf, die thuis zou volgen. (Moeder zorgde in hoofdzaak voor onze opvoeding, vader had het enorm druk met zijn dokterspraktijk). Dat viel echter mede; „uitstekend zoo, het hoofd weet wel, wat hij doet” was alles wat ik te hooren kreeg, even later zat ik aan tafel lekker te smullen in het blijde vooruitzicht een maand gezellig bij de kleintjes te mogen zitten. Ik had daar een leven als God in Frankrijk. Mijn eigen werk had ik eiken dag al heel gauw af, ik mocht daarna voor de