.... Wij willen ....
Jongen:
.... Wij willen ....
Grijsaard:
’t Is al te waar Vrouw:
Helaas! Helaas!
Arbeider:
Een zegen lieten zij ons, een! maar die zijn vloeken Als ’n melaatsche, onder kleurig kleed meedraagt.
De giftslok! de jenever! Eén uur van vreugd Een uur dat men opleeft, zich kan verkloeken! Daarna nog armer, moeder, meer versaagd!
Och dat ik stom was. U wacht geen vreugd, geen vreugd.
Doek langzaam. Morgenrood, zang, heel zacht aanzwellend van achter.
TWEEDE TAFEREEL
Groote lichte verschijning achter gaasnevel van rechts, zachtaan zichtbaar wordende; langzaam stijgende tot vol-krachtige overgave bij ’t zeggen. Ijle lichte vioolmuziek eer ’t doek opgaat.
Het Socialisme:
Wat troffen mijn ooren hier zwarte klacht,
Hoe vreemd mij te hooren
die uit Uw nacht
U heffen komt!
Hebt gij mijn lichtende zonnen vergeten in Uw verdriet?
Gij met Uw oogen tot wanhoop gekreten Kent gij mij niet?