Margaretha was het diertje dat bij om ’n displeiziertje met zijn dolkmes nederstak! waarmee beider leven brak, dood nu hij, dood Margaretha.
Maar dit eene dier bleef levend aan zijn harte zachtheid gevend, alles wist de kleine mol!
’t vrouwtje van zijn levenshol, van hem, en van Margaretha.
32