goudbejuweeld door zonnelicht: zij gaan! zij gaan!
zij gaan erheen, voor rijke daan!
De roode harten branden goud de zwarte muilen stooten stout hun zwaren adem naar omhoog en hoog tintelt een roode oog, jaagt voort! jaagt voort!
gij roode bent, aan ’t roode boord.
Ziet al de schepen rood gepluimd de wilde zee eromme schuimt, de zwarte zeilen in de lucht: een roerend murmelend blij gerucht stijgt hoog! stijgt hoog!
„De Zwarte zee-vloot is verwonnen! ons is het want, ons de kanonnen!