Wij hebben gewerkt en gewroet en gewrocht toen 't zon was, en al onze dagen, nu werken wij niet wij versmachten.
De Heer nam ons vee en ons koren uit huis, en stuurde zijn geldknecht om zilver ons thuis, wij gaven, wij gaven, wij gaven tot ’t laatst, wij hebben niet meer wij versmachten.
Toen kwam de kozak en die vroeg onzen zoon, wij gaven hen alle, hij beloofde ons loon, eilaas het kwam niet, wij versmachten.