En o zoo blauw was toen de lucht en blank als witte duivenvlucht zaten er in te schijnen sterkens, als lichtfontijnen.
Het kindje sliep op ’t witte bed, het raam was wijd opengezet, in diepe verte zong koraal een merel en een nachtegaal.
De blanke lidjes lagen zacht op zuiver witte beddevacht, de haren als van zonnegoud hadden het hoofdje blank omstouwd.