De zwarte en witte wegen die lagen stil gespreid, de witte wolken zegen om haar, die, als gewijd,
daar zongen door den avond daar zongen door den nacht; de waden hen omvamend doften hen henen, zacht.
De avond was gerezen, de dag zacht uitgegaan, de maan en sterren rezen aan hooge, stille baan.