Het kindje was met zon geboren, en lag in doop van gouden gloren te glanzen als een jonge roze, die, badend zich in gouden hoozen het pas uitbotte lijfje praalt.
De zon was gouden aan den hemel, Voor ’t venster was een blank gewemel van blankwitte kapelletjes, die als zilveren schelletjes Juiklepten nieuwen dag.