In ’t boerenland In 't boerenland
daar was de sneeuw aan 't sneven, ’n zachte bruine modderbrij — Als een oude Augustynerpij — was &1 in ’t rond gebleven.
Het deernke droeg een grooten hoed met groote roode rozen, twee kolenvuurtjes goud in gloed zaten in 't róse vleesch te blozen.
Zij wichelde en zwikte neer het wieltje wou niet draaien, het stuur ging om, ging heen en weer haar hand greep maar te graaien.