van blijheid joeg zijn woorden dra rapper
tot ze eindlijk vielen, haaglend als met geflapper
van snelle wiekjes. Hij sprak: zijn stem was hoog
als van 'n priester die onder hoogen toog
’n mis kwinkeleert, als van ’n zanger die ’n witte bruid
op ’t licht tooneel toezingt; gemuit
van zonnelicht was in zijn open blauwe oogen.
„De staking is volledig nu, morgen verwachten wij het laatste schip, de Nereus; ’n blijde tijding is er; allen zullen staken! ’t werd per telegraaf gemeld; hoe prachtig is de zaak daardoor nu al gesteld,
’n groot geluk! Nooit nog, nimmer! waren allen bereid reeds vóór het binnenvaren; morgen is dus de staking totaal, compleet!
Wij maken ons met alle maats gereed
die laatste boot wat feestlijk in te halen
wij zullen onze vlaggen en wat bloemen halen
en muzikanten zullen liedren spelen;
wij hadden graag de vrouwen, de kinders ook, velen
zullen er zijn, en Dirk is ook erbij.”
Hij keek haar in de oogen; stil stond zij aan de tafel, haar mond die trok wat; er joeg