Slaap zacht, die rustloos hebt gewerkt een langen, langen dag en sterkt uw moede lijf met zoete rust, slaap wel en slaap gerust,
Goede nacht gij die uw bed moet sprein in kouden wind en sterrenschijn; geen ziel bidt u een zegen toe: slaap zacht mijn armen, ziek en moe.
Goenacht mijn liefste die nu rust van leed en weedom onbewust,
— sluimer gerust door licht en nacht — heb vrede... goeden nacht.
Goenacht mijn arme, wrakke ziel, o dat u sluimering beviel om nimmer te ontwaken: hoe droevig is uw wake!