Het meisje zong een sleepend treurig lied, de grijze late nevels ruischloos zinken, de kale zwarte boomen roeren niet, haar tranen tiklen zacht, d© tranenperels pinken.
Het meisje aan mijn venster zong een treurig lied, — ik moet zoo schreien, als ik dat moet hooren — haar stem, haar stem, verdraag, verdraag ik niet ... 'k heb jou... je lieve stem... zoolange reeds verloren.