Wij zijn aan Uwen dienst gebonden
of wij als bloemen stil, en onder nacht, of in de open zonne als weideveulens leven; gij hebt ons leden, licht gegeven,
Uw gunst is onzer dagen kracht.
Wij gaan met Uwe stem in droomen, wij gaan in waken naar Uw voet, tot de bazuinschal wordt vernomen en ’t eeuwig zonnen ons omgloedt.
Dan staan wij, tot Uw lof, tegader,
als ’n ring juweelen om Uw zoo grooter glans, ’n juubling Licht! onze Heer Jahwè den Vader,
’n zonnenring,
’n zonnegouden krans.
47