EICHOO
De poorten onzer tempel worden genomen: de troepen stormen! er komen
stoeten met ramboomen steenkanonnen, ladders en fakkels de muren branden! de vlammen klimmen omhoog naar daarboven Gods stralende zon, verbrandend de stralende zon.
Met matte wangen
en zoo bleeke oogen gebogen, gaan wij naar 't Godshuis en ons hart is rampzalig en moe! op alle windstreken zitten wij neer, ten gronde, en ons gebeente dort weg in hongeren en dorsten de Tisjebof.
22