Zangen van hoop

Titel
Zangen van hoop

Jaar
1919

Overig
Gedichten

Pagina's
106



104

VAN TROUW

In de schaduw van de kerk waar de hooge popels ruischen waar de lage breede linden en de rozelaren suizen.

Waar het water hemelspieglend tusschen groene straten gaat en de meeuw, ’n zilver scheepje zich, laveerend dob’ren laat.

Waar de oude heilgenbeelden staren of zij droomend staan en zoo, op bemoste paden schuiveldroomend zullen gaan:

Al de oogen naar den einder al de armen naar omlaag; tegen groenbemoste stoepen welft als trap een dorenhaag.

Daar heb ik u op dien middag meisje, liefje, zitten wachten, anders was er niets dan gij in mijn zingende gedachten.

Anders was er niets dan gij: ïrozen, zon en zingend water zag ik niet om u, om u! zag ik mijn droom pas, later.

En de wijzer kroop zoo langzaam en de zon die klom zoo hoog: wat ik schrikte, als ’n muschje tjilpend langs mij hen en vloog.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.