Maan en sterren mogen lezen wat ik ook zoo gaarne zag, mogen om uw wezen wezen, blank en stralend als de dag.
Rankheid als de duive zelve Blankheid van de rosé jasmijn, vormen als ’n sprookjeselve slank en teer en reeënfijn.
Heerlijk zullen zij zich roemen die dit schoonste zullen schouwen glans en geur en verf van bloemen beeldenschoonheid, fijn gehouwen.
Ik die wandel onder menschen zal het wonder nimmer zien, al mijn hopen, al mijn wenschen, gaan als ijle droomen, vliên.