Dat zal uw Moeder zijn die op u heeft gewacht en zich vereenen gaat met ziel die van haar ziel was.
Dan zal een hooge wind u nederwaaien en op een aarde waar weer menschen zijn, zult gij de grassen zien die u eens voedden, zult gij gewassen zien u zoo bekend ; en waar men een gebeente met een naamsteen dekte ziet gij de bloemen en de gouden torren.
Dan zal een kindje weer geboren worden: en gij, uw moeder en wij allen die, als een veertje zwevend in zonnewind, rondgaan als op vleuglen door ’t heelal
zullen het krijten wachten en leven gaan in ’t weeke lijfje zooals ’n goudvisch in een zandspelonkje tijdlijk en veilig.
Daar zal een boom worden en een bloem: een koe zal krijten en het kalf zal komen: wij zijn er, geven ’t jonge vaars geluid,