DE MAAISTER
Sikkel, sikkel rustig, zuster, zicht de groene zachte staven, zicht de gouden bonte bloemen, zicht de pluimen blank en bruin zicht den heelen bloementuin.
’t Koetje, ’t kalfje zal ’t zoo eten: Als de wind weer is verzeten en uit ’t koude Noorden waait, wordt dat melk, *t door u gemaaid’.
Wordt dat melk en rustig zullen moeders kleine fleschkens vullen; wordt dat boter en uw pot krijgt ’n dubbel gouden slot.
Babys worden ’t, jonge vaarzen, gouden munten, sterke laarzen, en nog menig nuttig iet dat gij niet in ’t aardwol spiedt.
Sikkel, sikkel rustig, zuster.
Bruin zijt gij zooals de pluimen, blauw uw kleed zooals de hemel en uw oogen zijn als sterren, staan vol licht van zon en zeise.