Voort! voort mijn kinders, de dood rijdt aan, ziet daar aan den hemel zijn gloeiende vaan en gij valt met uw kleenen en lieven bijeene en bloed is weer meer op uw landstraatsche
steenen.
De kloeven, de wagens, die klagen, klagen.
De vaders, de moeders, die bukken en dragen, het hart is zoo zwaar en de ziel is zoo dood, de hemel! de hemel! brandt rooder rood!