Ga nu en laat ons nog alleen, wij twee, gedoken blanke duiven die amper nog de warre kuiven staken door ’t dekselgaatje heen.
Ga nu en laat ons nog wat achter, want ik en zij, wij tweeën eén willen nog niet van ’t nestje heen het wordt steeds mulver, warmer, zachter.
Ga — doe je onontwijkbren plicht en strooi de wereld vol met leven, maar laat ons, wil het wel vergeven, wij kunnen best nog zonder licht.