Een zoet geneucht houdt mij bevangen, mijn lief heur zoete rozenwangen zijn zoeter dan de zoetste suiker, en zacht en geurrijk als een ruiker.
Trek nu, gij morgen, van mij op ga nog maar wat in ’t omme dwalen, wij zullen u wel komen halen bij wenschen, gaan gordijnen op.
Ga nu en speel op ’t ommeland, en wek de blijde wereld wakker, strooi goud en amber op den akker, verguld en hei en wei en strand.
Ga nu en wek de nijvrê kolen dat zij zich rap tot goud doen blazen, en laat het ijzerpaard weer razen laat rook en smook weer omme dwalen.