EEN ZANG VOOR U.
Gij die zoo ver aan ’t groote water woont en als dat glanzend water lieflijk zijt, die tusschen plas en plas en groene weiden troont en krachtig en vol blijheid als ’t groen dier weiden
zijt.)
Een zang voor u, als ijle wilgenblaren
die wiegend zoomen plassen:, hemelblauw,
een zang voor u, als blanke perelaren
met bloeisel volgeladen, vol drachten blanken dauw.
Een zang voor u zoo lieflijk als gij zelf
die ’t licht der zon en aard in uwe oogen draagt
en glanst meer dan de starren aan ’t nachthooge
gewelf.)
Een zang, een zang voor u die ’k stralend uit mij delf lijk graver blanker schat hoe dieper hij zich waagt, een zang voor u, voor u, mijn warme, blanke, elf!