Zij heeft twee schoone oogen als vloeiend kristallijn, zij gaat heel schoon bewogen dat teeder meiske mijn, zij lijkt een blozend nonneke, in haar blankblond japonneke.
Zij heeft twee zachte handen zoo blank als wit satijn, en zongoud blanke tanden en lippen als karmijn, zij lijkt een blozend nonneke, in haar blankblond japonneke.
En zachte woorden heeft ze in lippen, teer bewaard, en diep in schaduw leeft ze, gedoken in haar aard : een jong en blozend nonneke, in haar blankblond japonneke.