Dan ging ik naar de stad weerom en zocht er al de wijken om en zocht er gansch een langen tijd naar mijne lief voor d’eeuwigheid.
Van wanhoop ziek, en zoekens-moe ging ik toen naar den hemel toe, daar stond zij bij de englenwacht in witte zij, met bloemendracht.
Zij lachte toen ik nader kwam en zacht haar in mijn armen nam, en vroeg haar of zij wilde zijn voor eeuwig ’t zuiver meiske mijn.