IK HEB IN VERRE VERRE STAD.
Ik heb in verre verre stad een zuiver meiske liefgehad het zuiver meiske minde mijn en wilde eeuwig van mij zijn.
Maar eeuwig is een lange tijd heel lang voor éen aanminnigheid, ik heb ze dat toen ook gezeid; toen werd ik ’t minlijk meiske kwijt.
Toen heb ik nog in meenge stad zoo menig deernke liefgehad maar als ik dacht haar lief te zijn minde mijn hart het meiske mijn.