Op mijn aanvraag aan de officiële instanties om Westerbork te mogen bezoeken, alsmede de ex-commandant van dit kamp: Gemmecke, heb ik gelukkig toestemming gekregen. Het bezoek aan Gemmecke staat tevens in verband met de beschuldigingen, welke ik jegens hem heb ingebracht bij het Bureau voor Oorlogsmisdadigers, niet alleen over zijn optreden en handelingen in de tijd dat ik in Westerbork „verblijf” hield, maar ook er vóór en er na.
Op 25 Februari arriveer ik dan per auto in Assen en neem mijn intrek in het hotel „Het Wapen van Drente”. Tegenover dit hotel staal een wegwijzer: „Beilen 16 km.” Een droefgeestig gevoel overvalt me, Beilen, Hooghalen, Westerbork, namen van droefheid, ellende cn verschrikking.
De volgende morgen, 26 Februari om half tien, meld ik mij op het Bureau voor Oorlogsmisdadigers, uitgerust en krachtig voor de zware en moeilijke taak van de komende dag, waar alle herinneringen en wederwaardigheden uit de tijd, dat ik in Westerbork gevangen zat, scherp naar voren zullen komen en dan het onderhoud, dat ik zal hebben met Gemmecke!
De Opperwachtmeester der Rijkspolitie, J. Schoenmaker, welke de zaak Gemmecke in handen heeft, is mij in elk opzicht terwille en verschaft mij alle mogelijke faciliteiten. Wanneer ik bij hem kom, vraagt hij: „Eerst Gemmecke en dan Westerbork?” Voor mij maakt dit geen verschil. Ik vind de ene zaak net zo belangrijk als de andere en laat de beslissing tenslotte aan hem over. Dan telefoneert hij met Westerbork. De commandant is niet aanwezig, deze vertoeft momenteel in het
3