BLOEME DE KOOPVROUW.
Maar er waren nog wel méér flinke meisjes in de klas ,,, Daar had je Bloeme, Op haar was immers de heele klas trotsch!
Bloeme, weet je, dat is een koopvrouw. Haar moeder ״zit op de mart”, met linten en galon en al dat soort spul,,,
Als de kinderen strikken in d'r haar hebben, vraagt Bloeme, onder het spelen door: ״Wat het dat lint nou gekost? .. . Krijg je bij ons goedkooper,״
Op Woensdagmiddag, dan zit ze bij d’r moeder, aan het stalletje, Heeft ze laatst toch in een paar uur voor over de vijftig gulden verkocht!
״Me moeder zegt, dat komt omdat ik zoo'n strot heb!״
Maar ja, de kinderen weten het wel; in den strot alleen zit het ,m niet: je moet er ook idee voor hebben. Iedereen kan het maar niet!
״Mijn Bloeme, God zal d’r zegenen״, zegt haar moe-der, ״is een prachtkind, Wat ik u zeg meester: ze spaart m’n man geregeld een boekhouwer uit. Rekenen kan ze: om God te loven! 'n Wonder: bij zóó'n meester! Leerd-u maar alles an dr, hoor! Al wat ze van u mee-krijgt is goed besteed, De kinderen zullen nog altijd zoon meester hebben; gun ik ze niks kwaads,״
Op Grooten Verzoendag, dan loopt Bloeme met een
79