DE LAMP VAN DEN MEESTER.
In de kamer van den meester stond de lamp. Zij straalde met een vriendelijk warm licht over al de voorwerpen op de schrijftafel, over het rijtje boe-ken aan den wand, zij scheen door de kamer dat die tot een nestje van gouden schemer werd, en zelfs de straat, — zoo donker en stil, — kreeg een meer bewoond aanzien door den warmen gloed, die uit dat eene raam kwam.
Het was maar een heel eenvoudige lamp, bescheiden en zonder eenige pretentie, die kleine koperen staan-lamp van den meester, met haar nette groene kapje; maar zij had al heel wat beleefd.
Dankbaar poetsoffer voor ettelijke kostjuffrouwen, wier Zaterdag niet goed was als de lamp niet hare verzorging had gehad (de meester kwam er minder op aan!), was zij een geduldige toekijkster geweest bij menig emstig-opgezette schriftelijke poging, bij menig inspannend brok studie, dat haar eigenaar met de han-den door de haren deed woelen, een stille getuige ook bij avondlijke gesprekken, gehouden onder het genot van lange Goudsche pijpen of dikke sigaren, welker rook haar helder gele schijnsel met een blauwigen grij-zen sluier dempte; zij had den meester bij stapels cor-rigeer-schriften gezien, waar geen eind aan kwam, en bij dikke boeken, waar hij niet aan durfde beginnen; zij had vroolijke en triestige tooneeltjes beschenen, en
144