zooals de man in de woestijn den gele-den dorst vergeet, als hij zich laaft aan de bron..״ Hij kent alleen nog maar de weelde van het drinken..״ O, onuitspre-kelijk-heerlijk God..״ zoetste God.... liefste God van oneindige liefde״״!
Maar Chris je dwaalt om hen heen, want er is niets aan te doen: het is nu eenmaal Vrijdag en de sjoel moet ge-daan worden, wil ze tijdig schoon zijn voor den sjabbesdienst....
En de mannen besluiten om naar het huis te gaan, ■— dat is immers nog veel beter, dan is men vlak bij de zieke״״ En zij gaan samen, vroom, met de gebe-denboeken onder den arm....
״Meneer Hijman heeft een rebbe ge-haald,” zeggen de menschen, terwijl de twee het huis ingaan. ״Net goed! Ver-standig van hem. God geef’ dat 't helpt!"
En in de tusschenkamer worden kaar-84