׳-׳ Hé, ben jij hier? Wat n gijn.... Hoe lang heb ik je niet gezien? Is dat je zoon....? Ja....! Hoe oud is die dan....? De zaal, die versierd was, — kijk ereis, warempel: n podium, met twee fluwee-Ien leunstoelen in t groen! ׳— vulde zich met een vreemd, lachend, nog wat on-wennig publiek. Dames en heeren, ge-noeglijke kleine zakenlieden en ambte-naars en handwerkslieden, élégante jon-ge meisjes en opgeschoten, als heertjes gekleede boys bekeken elkaar met verho-Ien verbazing en nieuwsgierigheid: wie ben jij....? Ben jij óók van de familie....? Maar de moeders kenden elkaar, kwa-men naar elkander toe, feliciteerden el-kaar, wezen elkaar hun zonen en doch-teren, en als zij t even ongemerkt kon-den doen, trokken zij hun echtgenooten aan de mouwen: ׳—׳ Kijk es, weet je wie dat is? Dat is Fietje van Japie! Ga even naar d’r toe!
De vrouwen zegden tot elkaar, dat zij er
27